Leerde ik ooit niet dat zondag de dag des heren was? Maar wie staat er hier bij ons steevast als eerste op? De heer des huizes dus. Mijn dame blijft lekker snurken en rekent erop dat de ouwe de ontbijttafel zet. Zoals mijn dochters zeggen: “Pa wordt als onze ouwe peepee: hij kan niet lang meer in bed blijven liggen”, lachen ze...
U denkt toch niet dat de uitgeslapen dames, wanneer ze met hun kroost op bezoek komen, zich op de kookboeken storten om iets spetterends klaar te stomen in de keuken?
“Pa zal wel naar de markt wandelen. Hij wil toch zo graag een aperitiefke drinken’, klinkt telkens weer
Vijfhonderd meter van onze voordeur zorgt Ledeberg markt elke zondag voor een kleurrijk volksfeest. Ik slenter er graag doorheen. Ik geniet er van de Turkse besnorde mannen die op weg zijn naar hun eerste thee van de dag. Ik loer naar jongedames met half verborgen tatoeages en ik zie de volksvrouwen met kloeke benen en spannende leggings eromheen. Ik wandel langs de kramen waar bebloemde jurken worden verkocht, en lingerie voor vele maatjes meer, waar achter een stuk doek de kleren worden aangepast terwijl manlief verveeld aan zijn sigaret staat te trekken.
En eindelijk ben ik waar ik moet zijn: het grote kraam waar tientallen kippen uitdagend rond het spit draaien. Een lange rij mannen en vrouwen schuift er geduldig aan.
Ik zal u tussendoor een Gents woord leren, lieve lezer. De echte Gentenaar, die door zijn luie vrouw naar de markt is gestuurd om een klaargebakken kip te kopen, noemt zo een beest ‘een luie-wijven-haan’. (Let op, in het Gents is wijf géén vies woord!).
In de kroeg tegenover het kippenkraam ga ik op zoek naar een portootje. Aan de toog staan vier venten met onderaan hun barkruk dezelfde plastieken zak. We zijn allemaal luie-wijven-haantjes. Met een blik vol verstandhouding trakteren we elkaar. “’t Is bij u ook alle zondagen kieken hee?”, constateert een man grimmig.
Ik beken deemoedig en ga glimlachend naar huis. Want de tafel zal gedekt zijn, en de fles Sancerre zal koel staan, en ik zal genieten van het gekwetter van mijn jongedames, En na het eten strompel ik naar de zetel, voor een dutje, met één of ander kleinkind in mijn armen.
“Jonge hanen vallen niet in slaap na hun eten”, hoor ik dan steevast giechelen. Maar soms ik ben een ouwe haan; vroeg actief en vroeg weer op stok.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten