Weemoed op het kerkhof
Ik heb het maar 1 keer fysiek meegemaakt dat iemand zijn laatste adem uitblies. Het is een ervaring die je niemand moet toewensen, en toch, sedert ik vader letterlijk naar de eeuwige jachtvelden zag verhuizen, negeer ik windmakers, klaplopers en mensen die zichzelf belangrjker vinden dan een ander.
Dat zeg ik ook elk jaar aan de ouwe heer, wanneer ik voor zijn graf sta.
Zondag wandelde ik met een pot witte chrysanten door het kerkhof, en de wind blies weemoed in mijn gezicht.
Ik zag foto’s van oude verweerde gezichten op de graven, maar ook van jongelui die vol levenskracht in de lens keken. Van een jonge vrouw die poseerde op haar trouwdag, van een politieman op zijn pensioenfeest.
En plots zag ik de fotootjes van mijn dierbaren. Pa en ma op hun diamanten bruiloft, broerlief grijnzend op de Argentijnse Plaza de Mayo, zusje schaterend op een scoutsfeestje.
Ik plaatste mijn pot bloemen centraal op het graf, en mijmerde de tijd van één Marlboro over het leven en hun dood.
Rondom mij poetsten weduwes de steen waaronder hun vent ligt, en een eind verder treurden jonge ouders bij een kindergraf. Ik was dus niet alleen met mijn weemoed en mijn verdriet.
En elk jaar weer denk ik dan aan die laatste adem, die als een verademing kwam. In wezen was ik blij die seconde, en dat vertelde ik zondag weer aan de ouwe heer. ‘Jij mocht geen kamerplant worden pa, het was beter dat je naar de hemel verhuisde, jij die nooit in een ziekenhuisbed lag. Jij in een lange diepe coma, dat ware zonde geweest.’
De dag dat René niet meer met zijn fiets door Gentbrugge toerde, was hij in feite al dood. De geest heeft hij pas drie dagen later gegeven.
En nu fietst hij met Stan Ockers en Briek Schotte over de wolken, en heeft hij van god de vader zijn eigen moestuin gekregen. Nu speelt hij ‘s avonds kaart met ma en broer en zus, en hij lacht zich te pletter met onze stress hier beneden. Ik hoop dat hij goedkeurend knikt wanneer ik met mijn kleinkinderen speel, en dat hij begrijpend grijnst wanneer ik een pint te veel drink of naar een te jonge schoonheid lonk.
‘t Is raar, maar ik heb altijd zijn goedkeuring nodig, al is hij al meer dan tien jaar verdwenen van de aardbol. Gelukkig ben ik er zeker van dat hij juicht wanneer ik klaplopers en windmakers negeer, en mensen die zichzelf belangrijker vinden dan een ander.
Merci pa.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten