zaterdag 31 oktober 2009

Waar gebeurd (2002)

Dood


-Het was een schitterende ochtend. Blauwe hemel, 15 graden in het vooruitzicht. Eindelijk lente! Op mijn gsm las ik een boodschap van mijn jongedame: "Pa, ik heb een piercing in mijn oor".

Nu heb ik al piercings gezien in schattige naveltjes, in kokette tepeltjes en in neusvleugeltjes. Ik weet dat er piercings bestaan op plekken waarvan ik niet mag dromen dat er een stuk metaal doorheen wordt geboord. Maar in een oor? Is dat dan geen oorbel? Neen, niet in de lel, wel in het kraakbeen. Brrrrr.

-Ze kwam naar beneden en ik bewonderde het ringetje. Ik merkte dat het pijn deed maar dat ze het niet durfde te zeggen. "Schoon zijn doet pijn" zeggen ze in Gent. Mijn andere jongedame monsterde haar zus en keek dan naar mij: "En bij jou begint er haar uit jouw oren te groeien".

We waren nog aan het schateren toen de telefoon ging. Alarm in het ziekenhuis.

-Ma lag er zielig bij. Bloeddruk 4,5. Daarmee blijft zelfs een boterbloem niet rechtop staan in de weide. Blikken heen en weer. Is dit het einde? Na meer dan drie maanden vechten? Na hoop en wanhoop en weer hoop? Godverdomme!

-Er wordt vlug een beurtrol georganiseerd. Zus blijft hier terwijl ik ga eten. Thuis smaakt de Porto niet, en toch drink ik er drie. Vlug weer naar kamer 293. Aflossing van de wacht. Met dromerige blik kijkt ze mee naar het nieuws van 13 uur. Iets over Afghanistan. "Ik zal daar eens gaan meevechten", zegt ze lachend. Ze legt haar hand op de mijne. IJskoude hand, warme blik. "Wanneer gaat ge eens leren zelf uw hemden strijken, manneke?". Ik proest het uit en beken dat ik een slechte huisman ben.

-Nieuwe aflossing. Maar ik ben amper thuis als de telefoon rinkelt. Alles is voorbij. Pietje De Dood heeft gewonnen. De smeerlap. Als ik die eens tegenkom... zal hij weer winnen zeker?

-Aan allen die het weten willen: ze was een goede moeder.

dinsdag 27 oktober 2009

kerkhofblommen

Weemoed op het kerkhof



Ik heb het maar 1 keer fysiek meegemaakt dat iemand zijn laatste adem uitblies. Het is een ervaring die je niemand moet toewensen, en toch, sedert ik vader letterlijk naar de eeuwige jachtvelden zag verhuizen, negeer ik windmakers, klaplopers en mensen die zichzelf belangrjker vinden dan een ander.

Dat zeg ik ook elk jaar aan de ouwe heer, wanneer ik voor zijn graf sta.

Zondag wandelde ik met een pot witte chrysanten door het kerkhof, en de wind blies weemoed in mijn gezicht.

Ik zag foto’s van oude verweerde gezichten op de graven, maar ook van jongelui die vol levenskracht in de lens keken. Van een jonge vrouw die poseerde op haar trouwdag, van een politieman op zijn pensioenfeest.

En plots zag ik de fotootjes van mijn dierbaren. Pa en ma op hun diamanten bruiloft, broerlief grijnzend op de Argentijnse Plaza de Mayo, zusje schaterend op een scoutsfeestje.

Ik plaatste mijn pot bloemen centraal op het graf, en mijmerde de tijd van één Marlboro over het leven en hun dood.

Rondom mij poetsten weduwes de steen waaronder hun vent ligt, en een eind verder treurden jonge ouders bij een kindergraf. Ik was dus niet alleen met mijn weemoed en mijn verdriet.

En elk jaar weer denk ik dan aan die laatste adem, die als een verademing kwam. In wezen was ik blij die seconde, en dat vertelde ik zondag weer aan de ouwe heer. ‘Jij mocht geen kamerplant worden pa, het was beter dat je naar de hemel verhuisde, jij die nooit in een ziekenhuisbed lag. Jij in een lange diepe coma, dat ware zonde geweest.’

De dag dat René niet meer met zijn fiets door Gentbrugge toerde, was hij in feite al dood. De geest heeft hij pas drie dagen later gegeven.

En nu fietst hij met Stan Ockers en Briek Schotte over de wolken, en heeft hij van god de vader zijn eigen moestuin gekregen. Nu speelt hij ‘s avonds kaart met ma en broer en zus, en hij lacht zich te pletter met onze stress hier beneden. Ik hoop dat hij goedkeurend knikt wanneer ik met mijn kleinkinderen speel, en dat hij begrijpend grijnst wanneer ik een pint te veel drink of naar een te jonge schoonheid lonk.

‘t Is raar, maar ik heb altijd zijn goedkeuring nodig, al is hij al meer dan tien jaar verdwenen van de aardbol. Gelukkig ben ik er zeker van dat hij juicht wanneer ik klaplopers en windmakers negeer, en mensen die zichzelf belangrijker vinden dan een ander.

Merci pa.

dinsdag 6 oktober 2009

Waar gebeurd (2003)

Christina heeft een holle rug


Buiten was de herfst baas, maar ik zat als in de lente van mijn leven rechtop aan de keukentafel: omringd door mijn dames, hoe heerlijk kan een zondagmiddag zijn.

“Dinsdagavond ben ik voor niemand te bereiken”, kondigde ik aan, “want dan zit ik in Antwerpen bij... Christina Aguileira”.

Als versteend keek iedereen mij aan. Vorken met daarop een draad spaghettig bleven in de lucht hangen. “Maar papa, da’s toch niet meer voor uwe leeftijd!”, klonk het, waarna het engelenkoor in lachen uitbarstte.

“Volgende week zingt K3 ergens aan de kust”, proestte de jongste het uit, “en ik heb kaartjes voor de Gert en Samson-show”, gierde de andere.

Mijn ogen zochten hulp bij mijn madam. “Ik denk dat pa het niet zozeer op het zangtalent van Christina Aguileira heeft gemunt”, orakelde ze.

Ik probeerde eerst nog uit te leggen hoe ik lang geleden tegen mijn zin met de ene jongedame naar ‘New Kids on the Block’ trok, en met de andere tusen 10.000 gillende meisjes zat om naar Take That te kijken. Toen werd ik niet uitgelachen hoor, toen was papa de grote held !

En nu zocht de krant een vrijwilliger om vanavond verslag te maken van een concert in Antwerpen, en ik heb me aangemeld. Ik zal eerlijk zijn. ‘t Is wel eens schone madam, die Aguileira.

In mijn geheime top vijf der mooie kontjes staat ze tussen Shakira en Jennifer Lopez. (De twee andere genomineerden blijven strikt geheim. Niet alles moet openbaar worden gemaakt).

Shakira zag ik al optreden in Duitsland, Lopez,... dat zal er ooit wel eens van komen. Maar vanavond snoep ik met ogen en oren in het Antwerpse Sportpaleis. Ik zal met de strenge blik van de journalist naar de vertolking van de wereldhits luisteren. En zo tussendoor zal ik met de vorsende blik van de onderzoeker nagaan of het waar is dat latino-dames niet zozeer een geprononceerder achterkwartier hebben, dan wel een holle rug!

Haha, een holle rug. Dat is het! Wanneer een vent in de kroeg zegt: “kijk eens wat een leuk kontje”, klinkt hij als een vieze macho. In de toekomst zeg ik bloedernstig: “Dat meisje heeft wel een héél holle rug”. En dan denken de omstaanders dat ik kinesist ben, of chirurg, of een nieuwe man...

“Welke afrit moet ik nemen, voor het Sportpaleis?”, informeerde ik bij de jongedames. “Deurne”, klonk het antwoord, “en rechts naast de hoofdingang is het poortje voor bejaarde journalisten. Woehaaa”.

Vrouwen zijn jaloerse wezens. Maar ‘t is hen vergeven.